week 3- 8 mei 2021

In deze weblog het derde en laatste deel van het afscheidsgesprek dat ik had met Sjoerd van der Werf van de Gelderlander. Hij neemt na 40 jaar journalistiek afscheid. In de eerste twee delen ging het over de Aaltense politiek. In dit laastste deel gaat hij o.a. in op de rol van de media. Mijn beschouwing over het recent weer opgepoetste begrip “macht en tegenmacht”
van twee weken geleden leverde een reactie op. Ik kon het niet laten daar ook weer op te reageren. In actie en reactie vormt zich een mening en kunnen verbeteringen en veranderingen worden doorgevoerd. Zeker ook in het functioneren van de democratie. Dus reageren is altijd mooi.
 
De afgelopen week stond natuurlijk ook in het teken van de herdenking van 4 mei en de viering van de bevrijding op 5 mei. Ik heb me – en met mij velen denk ik- nogal kwaad gemaakt over een actie op sociale media, aangstoken door Forum voor Democratie, waarin de huidige beperkingen vergeleken werden met de bezetting door nazi-Duitsland en jodenvervolging. Hoe durven ze.
 
Ook in deze week weer enkele gesprekken aan gesprekstafels “Zo persoonlijk mogelijk”.
Ik heb de belangrijkste bevindingen opgeschreven en ook de illustraties van twee gesprekstafels toegevoegd. Al die gesprekken geven een mooi inkijkje in de huidige betrokkenheid van inwoners bij onze eigen samenleving. Daar ben ik postief over. In een stukje over “veerkracht” motiveer ik dat.
 
Maandag
 
Ouder worden, oud zijn in de gemeente Aalten.
 
Alweer de vierde digitale gesprekstafel van de serie “Zo persoonlijk mogelijk” ging over oud zijn of oud worden. Het belang van nadenken over dit thema ligt volgens wethouder Joop Wikkerink in de bevolkingsopbouw. Nu 2600, in 2040 zijn er 4600 inwoners ouder dan 75 jaar. Zo’n 9 mensen tussen de 70 en 85 gingen de digitale uitdaging aan om mee te praten. De wethouder maakte aantekeningen.
 
Wat is voor jullie belangrijk als het gaat om ouder worden en oud zijn?
 
Om te beginnen vinden veel mensen dat het ouder worden ook veel kansen biedt, zeker als je niet meer naar je werk hoeft. Veel organisaties, verenigingen en buurten draaien op de inzet van ouderen. Meer persoonlijk is toch de woonsituatie erg belangrijk. Veel mensen denken na over de aanpassing van de woning, groepswonen of de aanschaf van hulpmiddelen. De grote en steeds weer terugkerende vraag is dan wel: wanneer begin je hierover na te denken en wanneer kom je in actie. Daarbij vinden veel mensen de eigen regie over hun leven van belang.
 
Eigen regie en mobiliteit en woonvormen
 
Veel mensen vinden eigen regie direct samenhangen met mobiliteit: je kunnen verplaatsen. En dan komen ook hier weer de stoepen en de straten en verlichting aan de orde. Daar liggen soms moeilijk te nemen hobbels voor mensen die niet zo vlot ter been zijn. Dat onderwerp komt ook terug in de voorzieningen-in-huis waarover nagedacht wordt; alarmering geeft een veilig gevoel. “Je moet er niet aan denken dat je van de trap valt en je ligt twee dagen te wachten op hulp”. Anderen kwamen ook wel met ideeën om juist die ongelukken te voorkomen. Bijvoorbeeld aandacht voor valpreventie, fysiotherapie, maar ook een cursus “digitaal bankieren” kunnen allemaal helpen in de voorbereiding op het oud zijn. Eigen regie heeft ook te maken met de woonomstandigheden. Veel mensen zijn echt bezig met groepswonen, duurzaam wonen, hofjes; maar ook zorgwoningen waar de ene partner meer zorg nodig heeft dan de ander. Soms vindt met de regels om bijvoorbeeld huizen te splitsen te veel knellen.
 
Welke ideeën kwamen bovendrijven?
 
Zet een groep betrokken mensen bij elkaar en de ideeën komen vanzelf. Op het gebied van wonen wil men graag een verruiming van de mogelijkheden om woningen te splitsen (vooral buitengebied), aan te passen en ook aandacht voor beginnend dementie. Of hofjes gemengd met jongere mensen. En men heeft wel behoefte aan een soort ouderencoach, een linking pin tussen instellingen, gemeente omdat de regelgeving ingewikkeld is. Maar er komen ook hele praktische ideeën: waarom geen twee kleine groencontainersi.p.v. van één grote. Veel mensen wilden het ook kleinschalig houden: begin in je buurt. En dit soort gesprekstafels: “Zouden we vaker moeten doen”.
 
Donderdag
 
“Zorg en ondersteuning”, de vierde gesprekstafel.
 
Een zeer gemêleerd gezelschap aan de vierde gesprekstafel die ging over “zorg en ondersteuning”. Mensen die te maken hebben met een niet-aangeboren-hersenletsel, ouders van kinderen met een eenvoudige of meervoudige handicap, gebruikers van WMO-ondersteuning en mensen die graag hun eigen oplossingen willen zoeken buiten hulp van de overheid om.
 
Wat gaat er nu goed in de zorg en ondersteuning en wat kan beter
 
Ook hier weer een herkenbaar beeld dat wanneer de juiste zorgverlener eenmaal bereikt is, veel mensen tevreden zijn over de aandacht, de zorg, de mogelijkheden en de medewerking.  De menselijke maat wordt gewaardeerd. De communicatie is het algemeen goed.  Maar bij wat verder doorpraten komen er toch wel vragen rond de toegang, de bereikbaarheid en vindbaarheid aan de orde. En als het over meer specifieke beperkingen, of ingewikkelde situaties gaat dan zou het ook wel fijn zijn als de hulpverleners, toetsers en beslissers de juiste kennis hebben over die situaties. 
 
De gesprekspartners voelen zichzelf vaak –soms door schade en schande wijs geworden- (ervaring)deskundige, waar ook een hulpverlener gebruik van zou moeten maken.  Het is heel vervelend dat de vraag om voorzieningen of hulp afgewezen of anders ingevuld wordt, doordat de hulpverlener niet goed op de hoogte is van het werkelijk karakter van de ziekte of beperking.
 
En dan wordt ook gewezen op de “keten”. Van bijvoorbeeld consultatiebureau, huisarts, school, jeugdhulp, zeg maar de hele “klantreis” die een hulpvrager soms (al of niet met zijn/haar ouders) doormaakt. Er zou- zo werd een paar keer aangegeven veel meer interactie moeten zijn tussen die opeenvolgende stappen. Je weet bijvoorbeeld op het consultatiebureau al dat een kindje met een ernstige beperking ook op school hulp nodig heeft, je weet dààr al dat wanneer het kind 18 wordt, er andere regels en wetten gaan gelden. Daar zou je op kunnen inspelen.
 
“Lotgenotengroepen en cliëntondersteuning”
 
Een aantal deelnemers gaf aan dat “wat ze nu na een paar jaar weten”, best wel nuttig kan zijn voor anderen die nog maar aan het begin van het hulpverleningstraject staan. Ook het fenomeen van onafhankelijke cliëntondersteuning is niet zo erg bekend. Dus het organiseren van gesprekken, contacten, ondersteuning tijdens het hulpproces is van groot belang. Daar moeten we als gemeente ook op gaan wijzen. Men vroeg ook erg om meer communicatie, voorlichting en toegang tot voorzieningen als je het nodig hebt. Ook op een creatieve, niet zo voor de hand liggende manier. Want het hulp vragen is al moeilijk.  Dan is een toegankelijk informatie van belang. 
 
Zorgen ondersteuning is niet geïsoleerd.
 
Gezondheid, preventie, zorg en ondersteuning staan niet op zichzelf. Het dringt door in alle aspecten van een gemeente. Zo was men bezorgd over het aantal woonmogelijkheden voor ouderen of mensen met een beperking. Vanuit de buurtschappen kwam de vraag naar mobiliteit: kunnen onze inwoners de hulp voldoende bereiken. Het belang van goede toegankelijke stoepen en straten werd nog eens benadrukt. 
 
Vrijdag
 
Halverwege de gesprekstafels: veerkracht overal te zien.
 
Hieronder een wat persoonlijk getinte waarneming na een aantal digitale bijeenkomsten. Er hangt iets in de lucht. Het lijkt wel een nieuw soort optimisme en solidariteit, de wil om er als gemeenschap iets van te maken. Ondanks het gekissebis in Den Haag, het chagrijn op de sociale media en het geschreeuw van populistische partijen in de media die de gore lef hebben de noodzakelijk geachte beperkende maatregelen rond de covid-pandemie te vergelijken met jodenvervolging en bezetting door nazi-Duitsland.
 
We hebben nu vier digitale gesprekstafels achter de rug over het sociaal domein. Met tot nu toe zo’n veertig direct betrokken inwoners. Drie “ontwerpateliers” over groepswonen in Aaltense hofjes. Met bijna 70 zeer enthousiaste en creatieve deelnemers.  En laat ik ook nog even noemen de drukbezochte meet up “wonen buiten de box” in de Koppelkerk te Bredevoort afgelopen vrijdag met 70 inloggers. En het gesprek dat wij als college hadden met de trekkers van Achterhoek Gezond met als thema ”Alles is gezondheid”.
 
Bij al die bijeenkomsten valt op dat er een besef van urgentie is om nù in actie te komen om de toekomstige uitdagingen en bedreigingen aan te pakken. Allereerst de ouder wordende bevolking.  We kunnen niet niks doen als we weten dat het aantal inwoners ouder dan 75 jaar van 2600 nu in 2040 gestegen zal zijn tot 4600 bij een dalend aantal inwoners. Of dat het aantal mensen met dementie in die tijd stijgt van 440 naar 900. Zonder dat iedereen over deze cijfers beschikt, voelt men wel dat we dingen moeten veranderen. Zeker in onze levensstijl, consumptie en leefomgeving. Dat is ook de achtergrond van Achterhoek gezond/kavelmodel” dat een radicaal andere manier van organiseren en financieren van de zorg voorstaat. Daardoor moet het beroep op zorg niet alleen maar tomeloos stijgen.
 
Een tweede is de woningbouwuitdaging. Er is nu schreeuwend gebrek aan betaalbare woningen, er zitten veel mensen in verkeerde woningen, maar de visie op wonen verandert. Wonen is meer dan een dak boven je ook. Het is ook samenleven met je buurt en omgeving, wellicht ook identiteit en zingeving. Dat klonk heel erg door in de bijeenkomsten over de Aaltense hofjes. Het ging nauwelijks over de indeling of grootte van de woning, maar vooral over de voorzieningen (gezamenlijke werkplaats, atelier, tuin), dus niet over de “hardware”maar vooral de software.  Misschien moeten we dat doortrekken ook naar de normale woonwijken. 
 
Een derde is de manier van organiseren van ondersteuning, Gericht op eigen regie en ontwikkeling. Ook hier zie je een toenemende bereidheid om elkaar te steunen in “lotgenotengroepen” en de behoefte aan “cliëntondersteuning”. En de wens vanuit cliënten/inwoners om instellingen overheden vooral met elkaar met elkaar te laten samenwerken. Los van hun eigen organisatorische en financiële belangen. Die discussie zal de komenden jaren in de hele maatschappij gevoerd moeten worden “wat is goede zorg en ondersteuning”.  Je kunt niet niks doen en alle oplossend vermogen maar van de overheid verwachten.
 
Een vierde is de aandacht voor de bestaanszekerheid en inkomenspositie van laagstbetaalden. Bij Laborijn hebben we een paar maatregelen getroffen om die positie te verbeteren: parttime werk, vrijlating boodschappen, simpel switchen en de opzet van een Ondernemerssteunpunt. Ik ben bezig met een betere gerichtheid van de schulddienstverlening. Schulden zijn altijd nog de oorzaak van veel bijkomende ellende. Ook hier zie je in onze samenleving een drive om mensen in deze situatie te ondersteunen. We hebben het Meedoenpact en allerlei (kerkelijk) hulpstructuren. 
 
Ik ben optimistisch over de bereidheid bij onze inwoners om die toekomstig uitdagingen aan te pakken. Je ziet her en der voorbeelden daarvan. Dat toont onze veerkracht als samenleving. Wij moeten dat als gemeente en als persoon ondersteunen.
 
Derde deel gesprek Sjoerd van der Werf.
 
“De krant helpt de burgers bij het voeren van het gesprek”.
Op 30 april is het de laatste werkdag voor “zijn” krant: De Gelderlander. We hebben het over Sjoerd van der Werf, al zo’n 40 jaar journalist bij de Gelderlander, regio Achterhoek. Hij geeft aan dat hij stopt vanwege zijn gezondheid. Een hartinfarct en twee keer een hartstilstand enkele jaren geleden eisen hun tol. “Ik ben niet doodziek, gelukkig, maar kamp wel met tegenslag en lichamelijk ongemak”, aldus Sjoerd. Een verstandig besluit dus. Sjoerd kent als geen ander het politieke bedrijf in de gemeenten Aalten, Winterswijk en Oost-Gelre. En heeft een goede kijk op de ontwikkelingen in Achterhoek. 
 
Ik ben ontzettend vereerd dat hij een soort van “afscheidsinterview” wil geven aan de wekelijkse nieuwsbrief Progressief Nieuws. Benieuwd naar zijn meningen. En ik kan het natuurlijk ook niet laten om zijn kijk op de toekomst van de media te vragen. Het werd best wel een lang verhaal. Dus ik heb het opgeknipt in drie delen. In mijn wethoudersblog veertien dagen geleden beet ik het spits af. Vorige week in het fractiebericht het tweede deel. In deze wethoudersblog het laatste.
 
We hebben het gehad over de gemeente Aalten. Ten tweede ben ik benieuwd naar je ervaringen, opvattingen, verwachtingen van de samenwerking in de regio Achterhoek. Er is een nieuw construct met 3 O’s, een Board en een beetje een onuitspreekbare, moeilijk te schrijven naam. Er is een vlag, trots, en pr-campagnes. Hoe beoordeel je de samenwerking tussen de Achterhoekse gemeenten, de bedrijven, de inwoners? Zie jij het een richting opgaan van één gemeente? En hoe moet het nou met die twee ziekenhuizen.
 
“Ik ben een tegenstander van een nieuwe laag in het openbaar bestuur. We hebben al een gemeente, provincie en Rijksoverheid. Een regionale overheid, in welke vorm dan ook, is overbodig als je die anderen laat bestaan. Voor de inwoners wordt het ook onnavolgbaar. En het toewerken naar één gemeente is een doodlopende weg. Het openbaar bestuur moet eerder dichter bij de burger dan verder weg. Gebruik die binding, dat gevoel dat burgers met hun streek hebben, om de samenwerking te verbeteren. Zoek samenwerking met de buurgemeenten per onderwerp. Voor het ophalen van afval kan het zinvol zijn om met een buurman samen te werken (bijvoorbeeld door samen nieuwe vuilniswagens te kopen en in te zetten), maar voor cultuur kan een samenwerking met meerdere gemeenten weer zinvoller zijn. Zoek per onderwerp een logische partner. Soms is dat er een, soms drie, soms alle acht. En hou dan ook goed bij wat en hoe dat in de praktijk werkt. (Jullie noemen dat meteen ‘best practice’, maar ik hou niet zo van die modieuze frasen).”
 
“Met die vlag, trots op de streek, laat staan die voetbalclub heb ik helemaal niets. (Ik hoor nu iemand zeggen dat dat komt omdat ik hier ook niet geboren ben. Klopt.) Ik vind het prima dat anderen daar iets mee willen, maar ik laat dat aan mij voorbijgaan.
 
(Even terzijde: kijk ook eens vaker over de grens. Die Duitsers doen heel veel slimme dingen, daar weten we nog veel te weinig van. Ook daar moet je simpel in zijn. Voorgoed contact is vaak niet meer nodig dan een sportwedstrijd: eerst samen spelen, dan wat drinken en dan leg je vanzelf contact. Of ga daar eens naar de kroeg, naar het theater of de bioscoop. En stel het vak Duits verplicht op de middelbare school. Het is toch dieptreurig dat steeds meer Duitsers van net over de grens Nederlands verstaan en spreken en dat bij ons het Duits achteruit holt?)”
 
“En hoe moet het nou met die twee ziekenhuizen? Daar kan ik alleen maar een veel te uitgebreid antwoord op geven. Dat beweegt zich langs de volgende lijn: als je ernaartoe moet is het wel zo prettig dat het een beetje in de buurt is. En als je geholpen wordt wil je dat het liefst op het hoogste (betaalbare) niveau.”
 
Ten derde de rol van de media. Ook als kritische tegenmacht. En als “objectieve”informatiebron voor de inwoners. Waarbij ik dan nog eens de stelling huldig dat grote media een rol spelen bij het bevorderen van de lokale democratie, het meedoen, het naoberschap en “de opbouw van de samenleving. Hoe kijk jij daartegenaan in deze tijd van snelle sociale media, fake-nieuws, teruglopende advertentie-inkomsten, en een toenemende vervaging tussen feiten en meningen.
 
De rol van de media is in die vier decennia wel veranderd. Er is een tijd geweest dat een krant als de Gelderlander in geschrifte flink tegenwicht bood tegen de gemeentebestuurders: met analyses en commentaren. Dat is wel minder geworden, omdat de laatste jaren de aandacht voor het raadswerk verminderd is. We schrijven simpelweg minder regels over wat er in de gemeentehuizen gebeurt. Dat doen we ook omdat we, uit lezersonderzoek en metingen, weten dat die lezer daar minder in is geïnteresseerd.
 
De krant heeft nog steeds een belangrijke rol: de lezer moet erop kunnen vertrouwen dat daar de informatie degelijk is, goed onderzocht, goed uitgewerkt en vooral waar. De krant helpt burgers bij het voeren van het gesprek, of dat nou op straat is of in het gemeentehuis.
 
d. Heb je nog een soort van wens of boodschap voor de lokale gemeenteraden, de Achterhoek of de media?
 
“Ik heb nu ik met het werk voor de krant stop geen boodschap voor de gemeenteraden, maar wel voor de burgers: bedenk dat al die mensen die zich in die gemeenteraden inzetten voor dat democratisch gekozen openbaar bestuur, dat ook gewone burgers zijn, net als u en ik.”
 
Tot slot. Epiloog.
 
“Ik heb niet op al je vragen een antwoord gegeven, maar dat komt omdat de onderwerpen wel heel veelomvattend zijn. En mijn antwoorden zijn eigenlijk alweer veel te lang. Het spijt me. Het is ook je eigen schuld, want ook al ben je wethouder, je kunt niet tellen. Je schrijft: ‘deze drie onderwerpen’. Je noemt er vier (a, b, c en d) en die eerste is nog weer uitgesplitst in vier onderwerpen…
Bedankt voor de jarenlange samenwerking en tot ziens!”
 
Er valt nog veel te zeggen, ook over de verhouding tussen politiek bestuur en de journalistiek. Die elkaar –volgens sommige cynici – in de greep houden en van elkaar afhankelijk zijn. Dat laatste heb ik nooit gemerkt bij Sjoerd. Hij was als journalist volkomen authentiek en onafhankelijk. Als mens bijzonder sympathiek en humoristisch.  Zijn stijl oogstte bewondering.  Hij kon op een knappe manier een zaak sluitend krijgen, hoor en wederhoor, een ander confronteren met uitspraken die dan weer nieuwe feiten opleverden. Een vakman. En je leert ook veel van hem. Nooit geweten bijvoorbeeld dat wethouders moesten kunnen tellen…. 
 
(Joop Wikkerink)
 
“Te veel procedure, te weinig inhoud” 
 
 De geciteerde uitspraak hierboven door Sjoerd van der Werf in het Progressief Nieuws van vorige week is mij uit het hart gegrepen! Het gaat hier om de werking van de gemeentelijke politiek. Ook bij andere, niet-politieke organisaties en (overheids)instellingen zoals het onderwijs, de belastingdienst (de toeslagenaffaire), de rechterlijke macht en het UWV zie je het verschijnsel dat de vorm de inhoud – steeds meer –lijkt te verdringen, waarbij procedures dominant en bijkans heilig zijn geworden.
 
In een reactie schrijft Joop dat “Sjoerd wel een beetje (cursivering van mij, jpm) gelijk heeft” maar wijst hij – en als zodanig terecht, denk ik – op het nieuwe raadsprogramma, de ook in Aalten gehanteerde gemeentelijke formatiemethode (naar het Zwijndrechts model), met een akkoord op hoofdlijnen, na inbreng van alle politieke partijen. 
 
Toch vrees ik, dat het politieke kompas in ons land, binnen het nog steeds vigerende neoliberale model, in een volstrekt verkeerde richting staat, die de controlerende rol van de Tweede Kamer en gemeenteraden heeft doen verzwakken.
 
Vanaf Paars I, in 1994, zijn beleid en uitvoering van elkaar losgeknipt en worden essentiële overheidstaken, zoals post, treinvervoer, gezondheidszorg e.d. uitbesteed aan zelfstandige bestuursorganen of geprivatiseerd. En, zoals bekend, zijn er taken van de landelijke overheid overgeheveld naar de gemeenten (Jeugdwet, Wmo, Omgevingswet) met veelal nogal desastreuze (financiële) gevolgen. 
 
Ook zijn, sinds 2002, op gemeentelijk niveau, bestuur en controle beter van elkaar gescheiden (Wet dualisering gemeentebestuur). Dit lijkt een vooruitgang, in democratische zin, maar ook dit waag ik te betwijfelen. Sindsdien zien we namelijk twee ontwikkelingen: ten eerste, wethouders maken weliswaar geen deel meer uit van de raad (positief), maar hoeven ook niet meer uit de gemeente zelf afkomstig te zijn; dit biedt meer ruimte voor carrièristen en het aantal voortijdig afgehaakte dan wel opgebrande wethouders (dat ook vaak voor komt)), is zorgelijk gestegen. . . In de tweede plaats zijn, sinds de decentralisaties en privatiseringen, gemeenten gedwongen meer met elkaar samen te werken. Natuurlijk om een vuist te kunnen maken in deze vermarkte wereld van aanbieders van sociale voorzieningen, maar ook omdat zij eenvoudigweg de expertise missen, zijn er clusters ontstaan van al gauw 4 of 6 of 7gemeenten (vaak ook al eerder gefuseerd, nietwaar?) die gezamenlijk aanbestedingen moeten gaan zoeken voor de uitvoering van bepaalde sociale voorzieningen die voorheen bij provincie of rijk lagen. O.a. bij de als paddenstoelen uit de grond gerezen commerciële bureaus van bijv. de uitvoering van de jeugdwet. Een stuk of zeven wethouders, vaak ondersteund door duur betaalde externe adviseurs, overleggen met elkaar en koppelen het resultaat dan weer terug naar hun eigen colleges. De afzonderlijke gemeenteraden zien zich zo op achterstand geplaatst en hun democratische controle is moeilijker geworden.
 
Op een merkwaardige manier komt de erosie van democratische controle ook tot uitdrukking in de rol van onze Tweede Kamer. Daar is een wildgroei aan debatten over de actualiteit ontstaan, waarbij er nauwelijks meer wordt gelet op het praktijkeffect van overheidsbeleid. “Er wordt door de Kamer wel controle uitgeoefend op de voortgang van het beleidsproces, onder verwaarlozing van haar kerntaak: controle op de uitvoering van beleid”, aldus Tjeenk Willink (!), in De Groene Amsterdammer van 7 april jl.
 
Terugkerend naar het Progressief Nieuws van 25 april, vind ik het in dit verband vreemd dat de PP-wethouder juist nú verwijst naar een artikel van John Bijl in De Gelderlander van zaterdag jl., waarin de rol van Pieter Omtzigt wordt gerelativeerd. Want, kijk ik nu naar onze gemeente, dan vraag ik mij af hoe het zit met de controlerende rol van de raad bij belangrijke actuele kwesties. Bijvoorbeeld op het onlangs gereedgekomen aanbestedingsdocument inzake de al eerdergenoemde jeugdwet. Is de inhoud van dit document bij de raad bekend en aan welke mogelijke uitvoerders het wordt aangeboden?  En kunnen de raden de integriteit van die vlotte commerciële jongens vooraf controleren?)  En vooral: hoe zal het in de praktijk uitwerken? Is hier een inhoudelijk debat over gevoerd of gaat dit nog komen? Een ander voorbeeld: de kwestie van de omstreden plaatsing van de windmolens, bij het natuurgebied het Goor. Dat hiervoor een stevig uitnodigingskader (een term waar Sjoerd van der Werf ook niet erg op gesteld is…) is opgezet, waarin bewoners van de gemeente zich hebben mogen uitspreken, mag natuurlijk geen excuus zijn een grondig raadsdebat hierover uit de weg te gaan. Bij dit voorbeeld, waarvan ik de digitale inspraakronde op 21 maart jl. heb gevolgd, zag ik nogal krampachtig formulerende wethouders die zich – naar mijn indruk – probeerden te verschuilen achter ogenschijnlijk door het Rijk voorgeschreven normen en de realisatie ervan. Vrezen zij de vox (stem) van het volk of zien zij haar soms als een (sluwe) vos (fox)? Verdere verantwoording hoeven zij op dit podium in elk geval niet af te leggen. Een laatste voorbeeld: de inmiddels ook omstreden omgevingswet, die al herhaaldelijk is uitgesteld, maar nu toch lijkt te worden doorgedrukt, om medio 2022 van kracht te worden, en die weer zo’n voorbeeld is van die verfoeilijke gecentraliseerde decentralisatie. Krijgt de raad nog gelegenheid zich in deze uiterst gecompliceerde kaderwet te verdiepen en zich over de ingrijpende en onoverzichtelijke consequenties (ruimtelijke ordening, klimaat) uit te spreken?
Raadsleden en wethouders., eigenlijk benijd ik hen niet.
 
Jan P. Mudde,
Dinxperlo.
 
Reactie van Joop Wikkerink
 
“Ah discussie”, dacht ik, “leuk!”. 
 
Jan Mudde reageert op mijn interview met Sjoerd van der Werf en mijn eerste analyse over “macht en tegenmacht in de raad”. In die laatste bijdrage probeerde ik de waarde van het raadsprogramma te onderstrepen. Zeker als het gaat over “macht en tegenmacht” op lokaal niveau. Jan verwondert zich over de door hem gesignaleerde “relativering”van mijn kant van het optreden van Pieter Omtzigt. Hij doet dat door te verwijzen naar een door mij –instemmend- geciteerd artrikel van John Bijl, getiteld “De politiek kan niet leven van alleen maar “Pieter Omtzigts”. Ik relativeer volgens mij niets. Ik wijs op het woordje “alleen”. In het door mij aangehaalde artikel wordt dat haarfijn uit de doeken gedaan. Een raadslid, een gemeenteraad heeft drie functies volgens dat artikel van John Bijl: Verhalen uit de praktijk in het debat krijgen (dat is de volksvertegenwoordigende functie), een goede afweging maken (dat zou je kunnen verstaan onder de kaderstellende functie) en laten zie hoe dat besluit tot stand gekomen is. Maar ook – (de raad heeft een controlerende functie) hoe dat besluit is uitgevoerd. In het artikel (wat ik nog een keer bijvoeg) betoogt de schrijver dat je voor al die rollen verschillende vaardigheden en misschien ook verschillende mensen nodig hebt.
 
Als je een of meer van die rollen verwaarloost krijg je kinderopvangtoeslagaffaires. Als voormalig uitvoerder heb ik dat aan den lijve ondervonden bij de invoering van meerdere wetten. Dat neem ik kamerleden –zoals Omtzigt- wel kwalijk: ze hebben allemaal ingestemd met de Fraudewet, die de basis legde voor de toeslagenaffaire en die de uitvoerders (ook de rechterlijke macht) met onuitvoerbare voorschriften opzadelde. Het is dan op z’n minst merkwaardig om –ook als gemeenten, Raad van State en andere adviesorganen gewaarschuwd hebben- toch die onuitvoerbare wetten (als bijv. eerdergenoemde Fraudewet) aan te nemen en dan later moord en brand te schreeuwen dat de uitvoering niet goed gaat. Had je kunnen weten.  Wat kun je daar al gemeenteraad van leren? Door in elk geval goed naar de adviezen van de uitvoerders te luisteren voordat je ideeën doorvoert. Ik heb al eens gepleit voor een gemeentelijke uitvoeringstoets.
 
In de twee voorbeelden die Jan noemt lopen ook die rollen door elkaar. In geval van de aanbesteding Jeugd en Wmo die nu regionaal speelt heeft de raad de kaders, uitgangspunten voor het uitvoeren van de Jeugdwet en WMO al lang geleden vastgesteld. Daarop zijn contracten gesloten. Die liepen eind 2020 af. Dat is reden voor een nieuwe aanbesteding, die een jaar is opgeschoven met als ingangsdatum 2022. Een beetje hetzelfde als het aanleggen van een nieuwe weg: de raad stelt kaders (o.m. het budget) vast en het college schrijft een aanbesteding uit. Of bij een bestemmingsplan op grond waarvan een bouwvergunning wordt verleend. De raad discussieert over het bestemmingsplan, maar controleert de bouwvergunning niet, ze stelt de kaders en budget voor een weg vast, maar kijkt niet mee met de aanbesteding, stelt de hoofdlijnen vast voor Jeugd en Wmo, maar bemoeit zich niet met de aanbesteding. Het is wel goed die rollen eens tegen het licht te houden, maar aanbesteden is toch wel heel erg uitvoering. 
 
Ook in het voorbeeld van het uitnodigingskader zon en wind, lijken rollen vaak door elkaar te lopen.  De raad is aan zet om aan te geven waar ruimte is in de gemeente voor zon-en windenergie. Los van het aantal, hoogte of oppervlak. Daar kan de raad voorwaarden aan verbinden. Tot nu toe heeft het Rijk de beslissing over de hoeveelheid over de schutting bij gemeenten gekieperd. Of eigenlijk bij provincies en regio’s. Die moeten allemaal een “bod” doen en dat moet leiden tot 35 Terrawattuur (TWh) op land. (Ook op zee komt er nog heel wat bij). De Achterhoek heeft een “bod” gedaan van 1,35 TWh. Hoe dat over de gemeenten verdeeld gaat worden is nog in discussie. Komen die provincies en regio’s er niet uit en bieden ze onvoldoende, dan gaat het Rijk aanwijzen. En ja, dan kun je stellen dat het noemen van die 1,35 TWh verschuilen is achter landelijke besluitvorming. Dat is het ook wel een beetje. Maar het lot van gemeenten is dat men vaak uitvoeringskantoor is van rijksbeleid. Je kunt ook niet op eigen houtje de bijstanduitkering verhogen of verlagen, de stikstofnormen aanpassen, de strafmaat voor milieuovertredingen aanpassen. Althans tot op zekere hoogte. 
 
In de bijna veertigjarige geschiedenis van Progressieve Partij hebben we steeds maar weer gehamerd op invloed van de inwoners op het beleid, op wat voor manier dan ook. Het is één van mijn drijfveren om actief te zijn in het lokale politieke bestuur: mensen bewust en verantwoordelijk te maken voor hun eigen omgeving.  We hebben talloze ideeën voor burgerbegrotingen, referenda, burgerraden en andere wat kleinere aanpassingen voor het betrekken inwoners bij hun eigen bestuur.  Veel zijn er inmiddels overgenomen, veel kan nog verbeterd worden. Maar we zullen ook de vastgestelde rollen van raad, college en ambtelijke medewerkers of uitvoeringsorganen steeds weer moeten (her)bevestigen en respecteren. Dan ligt de weg van verbetering verder open.
 
Volgende keer ga ik verder in op hoe deze hernieuwde aandacht voor dualisme en transparantie uitwerkt op lokaal niveau in onze gemeente Aalten. Daar is nu even geen ruimte en tijd voor.
 
 
 
  
 
 
 
 
 
 

Deel deze inhoud

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *