“Sociaal-economische gezondheidsverschillen”

Joop Wikkerink, 6 juni 2023

Ook deze week werd er weer een onderzoek aan de lange rij toegevoegd die het verband tussen armoede en gezondheid aantoont. In gewone-mensen taal: hoe armer je bent, hoe ongezonder.
Dit keer van onze eigen GGD-Noord- en Oost-Gelderland.

Samenvatting.
Onze huidige levensverwachting is hoger dan ooit en de voorspelling is dat deze nog meer zal toenemen in de komende 50 jaar. Tegelijkertijd zijn er in onze samenleving grote verschillen in levensverwachting en gezondheid tussen mensen met verschillen in opleiding en inkomen, aangeduid met ‘sociaaleconomische gezondheidsverschillen’.

Deze verschillen kunnen worden verklaard doordat opleiding en inkomen zijn gerelateerd aan tal van kenmerken en omstandigheden waarin mensen geboren worden, opgroeien, wonen en werken. Deze ‘sociale determinanten van gezondheid’ overstijgen vaak het gezondheidsdomein en ook de mogelijkheden die het individu heeft om deze te beïnvloeden. In het e-magazine brengen we de omvang van gezondheidsverschillen in NOG in kaart wat betreft ervaren en mentale gezondheid. Daarnaast belichten we de sociale determinanten van gezondheid en het vóórkomen van een aantal van deze determinanten onder inwoners met een lage, midden en hoge sociaaleconomische positie in NOG.

Agora-langjarig onderzoek.
Als (kleine) gemeente doen we mee aan een heel groot landelijk onderzoek naar het verband tussen armoede (m.n. bijstandsontvangers) en gezondheid. Daarover was maandagmiddag in Utrecht een zgn. werkatelier. Enkele onderzoekers van de Universiteit van Utrecht (en Wageningen en Leiden) legden uit hoe hun onderzoeksopzet is en hoever het onderzoek inmiddels gevorderd is. Wat interessant is dat zowel mensen van het ministerie van VWS als van SZW betrokken zijn. En ook met een doel. Want in het onderzoek komt ook steeds de praktijk naar voren: wat werkt nu wel en wat werkt niet? Dat was precies ook het onderwerp van het georganiseerde werkatelier. Enkele wetenschappers, onderzoekers, mensen van ministeries en politici/bestuurders (ik was de enige 😊) gingen op zoek naar wat nu het meest frustrerende is in de beleidspraktijk van bijstandsverlening en schuldhulp en wat het meest hoopvolle.

“Creatief met kurk”

Ik kluste een “Januskop” bij elkaar. Aan de ene kant is het frustrerend dat je op al die terreinen tijd, geld, capaciteit en mensen te kort komt om werkelijke duurzame ondersteuning te leveren.
Voorbeeld: er is nu een vroegsignalering opgezet, dat wil zeggen dat corporaties, energieleveranciers, zorgverzekeringen bij betalingsachterstanden de gemeente waarschuwen. We kunnen daar dan op af om hulp en ondersteuning aan te bieden enz. We krijgen nu zo’n enkele tientallen meldingen per maand, maar hebben niet de mensen om ze allemaal te bezoeken. Wat vertrouwen wekt (de andere kant van de januskop) is dat het denken over schulden veranderd is: was het een tijd geleden nog vaak “eigen schuld dikke bult”; tegenwoordig is het besef aanwezig dat iedereen dit zou kunnen overkomen en dat de bijstand en schuldhulp volgens “de bedoeling ”moet worden georganiseerd: een uitgestoken hand om te helpen weer grip op je situatie te krijgen.

Het onderzoek duurt nog twee-drie jaar. Ik ben erg benieuwd of dit onderzoek ook kan bijdragen aan wijzigingen in beleid of zelfs stelselwijzigingen. De aanwezige mensen van de ministeries voelen daar wel voor, maar ook in de ministeriële wereld is de verkokering ernstig: dit krijgen we niet voor elkaar bij “Financiën”.


Deel deze inhoud

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *